Home Europa Turkije Iran Pakistan India Nepal Tibet Asean Australië USA

Las Vegas, 20 januari 2001

Hi There!

We hebben officieel dan nog niet de tijdmachine uitgevonden, een vliegtuig kan er ook wat van. Om 10 uur 'savonds stegen we op in Taipei, en om 6 uur 's avonds dezelfde dag landden we in Los Angeles. Een nieuw continent, een nieuw avontuur! Vele nieuwe dingen om aan te wennen. Allereerst rechtshandig verkeer. Sinds ik Pakistan ben binnen gereden heb ik constant links gereden. Zelfs nu, na ruim 800 km heb ik 'smorgens bij het opstappen vaak nog de neiging te gaan spookrijden. Het lijkt wel of terugveranderen moeilijker is dan links leren rijden!

LA is geen echte stad. Er is nauwelijks hoogbouw, en de huizenrij gaat maar door en door en door in alle richtingen. Voor mij is het er duur en koud. De prijzen zijn hetzelfde als in Australiƫ alleen dan is een dollar hier twee keer zo duur als daar. Een bed in een slaapzaal (met 5 anderen) kost al rap zo'n 50 gulden per nacht! Ik blijf er dus niet te lang. Gauw een nieuwe tent kopen - mijn oude was gescheurd in Australie - en warme kleren. En dan maar weer op de fiets gaan zitten. Mijn eerste doel is zo snel mogelijk uit de stad te raken. Vanaf waar ik ben is dat ongeveer 50 km - het dichtsbijzijnde punt buiten de bebouwde kom. Onderweg passeer ik Beverly Hills - met inderdaad als postcode 90210 - en vlak daarna Hollywood. Ergens in de verte op een berg zie ik Hollywood geschreven, maar ik kom er niet dicht bij in de buurt. Het is te heuvelachtig om heen en weer te rijden. Ik krijg mijn deel heuvels nog. Op de grens van de bebouwde kom beginnen die heuvels namelijk. Tien kilometer klimmen - en ruim een uur later - is het even vlak. Daar hou ik pauze en neem ik de tijd me te verbazen over de stroom auto's die naar beneden komen. Hoger in de heuvels ligt sneeuw en de LA-ers rijden massaal naar boven om een berg sneeuw op het dak van hun auto te leggen en er weer mee naar beneden te rijden. Beneden dooit het ruim 10 graden, dus wat ze met die sneeuw willen beginnen weet ik niet. In de koelkast stoppen om electriciteit te besparen? Lijkt me niet...

En dan zit ik weer in de woestijn. Ik dacht daar in Australie al genoeg van gehad te hebben. Deze woestijn is echter akelig koud. Elke nacht vriest het. Een ochtend zit er zelfs bijna een centimeter sneeuw over mijn hele tent! En overdag warmt het niet echt op. Heuvel op gaat nog wel. Het gaat wel traag maar omdat ik hard moet trappen hou ik mezelf warm. Voor het eerst deze reis kijk ik echter op tegen de afdalingen. Al besef ik ook wel dat hoe hoger ik kom hoe kouder het wordt. Het landschap is hier heel erg breed uitgelegd. Het is bergachtig - met toppen tot ongeveer 3000 meter - maar ze staan heel breed uiteen. Een vallei is vaak bijna een dag fietsen - 80 km - breed. Wegen zijn niet stijl, maar het gaat eindeloos lang vals plat omhoog of vals plat omlaag. Het ene uur vlieg je dus over de weg, de volgende twee uur kruip je met 13 km/u naar boven. Het is erg frustrerend. Ook omdat de heuvels die ik over moet redelijk afgevlakt zijn. Er zijn dus geen richels of kuilen waar ik me voor de nacht in kan verstoppen. En zo ver van de weg af gaan dat ik practisch niet meer gezien kan worden is onmogelijk. Op 15 km afstand kan je de kleur van een auto nog herkennen! Dus 'snachts kampeer ik maar op hoop van zegen in het volle zicht van de weg, een paar honderd meter van het asfalt. Het voordeel van dit land is dat de auto's niet zo lawaaiig zijn. Ik heb nog geen last van verkeerslawaai gehad. Daartegenover staat dat de mensen hopeloos luidruchtig zijn. Ze praten hard; alsof ze een oorafwijking hebben.

En plots passeer ik een bordje: "Elevation: Sea Level". En het gaat nog verder omlaag! Ik ben de Death Valley in gereden. Een zeer kleurrijk stuk woestijn dat zo weinig regen krijgt dat het oppervlak van het meer dat er in staat bijna 100 meter beneden zeeniveau ligt. Het is hier ook weer aangenaam warm. De nacht dat ik hier doorbreng is de enige zonder nachtvorst.

De Death Valley is spectaculair. Ik heb nog nooit zoveel verschillende kleuren bruin bij elkaar gezien, en dan zwijg ik nog over het rood, blauw (!), geel en wit dat af en toe tussen de rotsen door komt kijken. De Death Valley weer uit is een ellende, maar daar had ik op gerekend. Het is uiteraard heuvelop en boven aangekomen is het vlak. Klimmen zonder afdaling is, al zou de afdaling nog zo koud zijn, niet plezierig. Het is ernstig gesteld met de Amerikaanse stadskinderen. Tijdens mijn lunch voor een winkel zit een vogel op de trapleuning. Twee jongens van een jaar of 10 volgen hun ouders over de bijbehorende trap de winkel in. Zegt de een tegen de ander: "Ik ben nog nooit zo dicht bij een vogel geweest!" Hij denkt vast ook dat melk uit een pak komt en niet uit een koe...

Na nog drie saaie dagen woestijn kom ik in Las Vegas aan. Deze stad, beroemd om zijn casino's, heet ook wel Lost Wages. Die laatste naam vind ik eigenlijk beter. Het is een zieke plek. Casino's, wie kent ze niet, zijn ongelukkige plaatsen. Mensen zitten versuft naar een gokkast te staren en er maar kwartjes in te gooien tot dat de casino baas een nieuw vliegtuig kan kopen. Als ik ooit echt rijk wil worden begin ik een casino! Verder is prostitutie legaal in Nevada (de staat waar Las Vegas in ligt) en de combinatie gokken en sex maakt de uitstraling van elk etablisement een van ongeluk. Het is moeilijk uit te leggen, maar er is iets mis met de glans in de ogen van de mensen die hier rondlopen. Althans, die genen die hier vaak komen. De dagjes mensen - 'je moet het immers gezien hebben' -zijn nog redelijk normaal. Ook hiervandaan zal ik weer gauw opweg zijn.

Denver, 15 februari 2001

Hi There!

Zonder veel verdriet ging ik weer uit Las Vegas weg. Weer verder de woestijn in, naar het zuid oosten. Zo rij ik over de Hoover dam, een dam in de Colorado rivier - ja, dezelfde rivier als die door de Grand Canyon stroomt - die daar gebouwd is om te voorkomen dat men stroomafwaards verzuipt. Voordat die dam er stond had men daar nl. of te weinig water of teveel. De dam zelf is nogal een attractie, maar zelf kan ik erniet echt enthousiast van worden. Vooral het meer dat er achterligt is erg misplaatst; het past niet in dit soort landschap. Na een paar dagen beland ik in Kingman. Het eerste stadje dat ik in Arizona - mijn derde staat - tegenkom. In Kingman zie ik zowaar een andere ligfietser. Hij nodigt mij uit om in een koffiehuisje wat met hem te drinken. Tien minuten later verschijnt er nog een ligfietser! Bij deze man blijf ik een nachtje slapen. Een echt bed is toch wat comfortabeler dan in mijn tent. Vooral met de aanhoudende en kouder wordende nachtvorst.

De volgende dag rij ik op aanraden van de eerste ligfietser even bij de lokale krant langs, en de volgende dag staat mijn verhaal met foto daar in! Alles dankzij Lucia Knudson.

En plotseling valt de echte winter in. Het begint te sneeuwen. Twee dagen lang moet ik om de haverklap de sneeuw van mijn bril vegen en hou ik pauze bij elke openbare gelegenheid die ik tegenkom om weer op te warmen. Gelukkig komt de kou in stappen, later zal ik merken dat het nog veel kouder kan. Vlak voor de Grand Canyon word ik ingehaald door een park ranger. Hij had mijn verhaal in de krant in Kingman gelezen en nodigt mij schriftelijk uit om in de Grand Canyon te komen. Hierdoor word ik gratis toegelaten; bekendheid spaart me toch zo'n 20 piek! De Grand Canyon is GRAND. Het is ongelooflijk dat zoiets bestaat. Het is te groot om echt te zijn. Als ik er doorheen wandel heb ik steeds het gevoel dat ik door een schilderij loop. Dat een of andere artiest een schilderij heeft verzonnen en dat hier als een reuzenformaat doek heeft opgehangen. Het schijnt echt te zijn, maar ik kan het nog steeds niet geloven. De zuid rand van de Canyon ligt op ongeveer 2100 meter, de rivier komt niet hoger dan 500 meter. Van begin tot eind is de Canyon 435 km lang en vaak niet meer dan 16 km breed. Dat in combinatie met een zeer kleurrijk gesteente maakt de ervaring magisch. Niet in een foto te vangen; zelfs niet in 1000.

Van de Grand Canyon gaat het eerst een eind omlaag. En mijn angst wordt bewaarheid. Omlaag rijden in winters Amerika is vervelender dan omhoog. De wind is nl. zo koud dat ik aan mijn fiets vastvries. 's Avonds duurt het twee keer zo lang als normaal om mijn tent op te zetten omdat mijn vingers niet mee willen werken. Maar ook nu kan het erger, zo zal later blijken. Ik rij momenteel door het Navajo indianen reservaat. Ik vind reservaat een rare term; alsof indianen een uitstervende diersoort is die wij mensen moeten beschermen. De indianen denken daar heel anders over. Dit reservaat is het grootste in de USA en wordt door zijn bewoners gezien als een aparte natie. Althans, dat zegt men. Terwijl ik erdoor fiets merk ik er weinig van. Ook hier rijdt men rechts van de weg. Ook hier vinden automobilisten het lastig als er een fietser op de weg zit en ook hier heeft elk gemiddeld dorpje een MacDonald's. Het enige wat hier niet is is internet. Tenminste niet in de bibiliotheek. Verder kun je overal in de bibliotheek gratis internetten. Er zijn een paar voorwaarden - niet chatten - maar die zijn niet zo lastig. En de snelheid van het internet is ongelooflijk. Mijn emailtjes zouden meestal net zo goed al meteen op de harde schijf hebben kunnen staan. Ik rij van Arizona rechtstreeks Colorado in. Via Four Corners, de enige plek in de USA waar vier staten bij elkaar komen in een punt. Ik neem dan ook een foto met de vier punten waarmee ik de grond raak in een andere staat: Mijn achter wiel in Utah, mijn rechter voet in Arizona, mijn voorwiel in New Mexico en mijn linker voet in Colorado.

Niet lang na de Four Corners rij ik de Rocky Mountains binnen. Deze berg keten is duidelijk te onderscheiden van de omgeving. Tot noch toe - afgezien van de Grand Canyon - reed ik door vrij vlak hoog woestijnlandschap. Bruinrode grond, weinig begroeiing, het leek een beetje op Australiƫ (in Australiƫ hebben ze een rots, Ayers Rock, waar ze heel spannend over doen, hier staan er tientallen in verschillende maten en vormen; er schijnen er nog meer in Utah te zijn). Zonder een begin van heuvels rijst ineens een muur van bergen uit de grond. Een ander soort gesteente - zwart - en een ander klimaat. Er groeit vanalles. En met de versgevallen sneeuw krijgt het gebergte een sprookjesachtig aanzicht. Mensen die me zien rijden beginnen me te waarschuwen voor een sneeuwstorm die over twee dagen binnen schijnt te trekken. Voor die waarschuwing ben ik ze zeer dankbaar. Ik moet nl. nog over drie passen heen die alle drie over de 3000 meter komen (de hoogste is 11750 voet, 30.5 cm in een voet) en die passen zitten na een sneeuwbui waarschijnlijk dicht. Dus pas ik mijn planning aan en sta 's morgens vroeg op. Mijn tent staat op 50 cm sneeuw, en waar ik geslapen heb zit nu een kuil. Niet zo diep, want het was vannacht 0 graden Fahrenheit (ongeveer -15 C). In het eerste ochtendlicht begin ik aan de eerste lange klim. De tweede klim is minder lang en de afdaling is geweldig. Hoewel ook erg koud, het uitzicht is prachtig. Ik eet mijn lunch in Silverton waar men mij adviseert in een keer door te rijden naar Ouray, het volgende dorpje, en niet onderweg te kamperen. Dit gebied is nl. beroemd voor zijn lawines. De wegen langs de pas hebben geen vangrail omdat de te duur zijn om na elke lawine weer te vervangen. En de wegen zijn wel stijl; ik rij regelmatig harder dan 75 km/u.

Silverton is een apart plaatsje. In de zomer komt er een stoomtreintje, en de sfeer is nog steeds zoals in het oude Westen. Brede straten, oude stijl houten huizen - ook moderne rijtjesachtigehuizen zijn hier geheel van hout! Silverton heeft geen rijtjeshuizen. De laatste klim van de dag is ook weer lang en zwaar. Gelukkig staat er bij het begin van de echte klim naar elke pas hoe ver het naar de top is. In mijl, dat wel, maar met een beetje rekenen kan ik op mijn kilometerteller bijhouden hoe ver het nog is. En met zo'n doel voor ogen blijkt het klimmen emotioneel makkelijker - en ben je dus sneller boven.

Ouray is een heerlijk dorpje. Genesteld tussen twee hoge rotswanden is het de plek in de Rockies om te ijsklimmen. Watervallen veranderen hier in hele grote ijspegels en met niets dan een paar scherpe punten aan hun handen en voeten klimmen mensen daar tegenop. Spectaculair om te zien, maar niet mijn sport. De volgende morgen komt de sneeuwbui inderdaad door. De pas zit al dichtgesneeuwd, maar de wolk heeft moeite eroverheen te komen dus is het in Ouray nog prettig vertoeven. Er komen wat vlokjes uit de lucht, maar het is niet veel. Voor ik vertrek ga ik nog even zwemmen in het lokale buitenbad. Nooit gedacht dat ik dat nog eens zou doen terwijl het sneeuwt! Gelukkig is het natuurlijk opgewarmd water. Men noemt het hier Hot Springs, maar echt heet vind ik het niet. 40 graden Celcius is net lekker.

En weer onderbreek ik het verhaal voor een indrukwekkende passage uit mijn dagboek:

Gunisson, 9 februari 2001

Hi There!

Vandaag was de zwaarste dag van mijn hele reis. Zelfs het nachtfietsen in Tibet kan hier niet aan tippen. Ik vertrok vanmorgen uit Montrose en al meteen begon de weg te klimmen. Niet lang nadat ik de laatste huizen van Montrose achter me laat begint het te sneeuwen. Eerst een beetje sneeuw, maar langzaam maar zeker wordt het dichter. Het is echter nog net boven het vriespunt dus de weg is nat en elke keer dat er een auto langs komt vliegen de klodders natte sneeuw me om de oren. Hoe verder ik klim, hoe kouder het wordt. Gelukkig zijn de kleren die ik in LA gekocht heb echt goed; ondanks de nattigheid blijf ik voor alsnog redelijk warm. Dat komt waarschijnlijk omdat ik me tijdens de klim stevig in kan spannen. Maar aan elke klim komt een eind, en de afdaling, door dichter en dichter wordende sneeuw is geen pretje. Er volgen nog twee van zulke passen en tijdens de afdaling van de laatste pas is er al ruim 20 cm sneeuw gevallen. Al werken dde sneeuwploegen hard, de weg is niet schoon te houden. Gelukkig wordt de weg iets vlakker en is het rijden iets makkelijker. Maar op slag wordt de sneeuw nog dichter wat het rijden haast onmogelijk maakt.

Langzaam wordt ik toch kouder. Mijn lichaam houdt zichzelf nog maar amper warm en de plekken waar de sneeuw op mij blijft liggen en niet meer smelt/verdampt (lucht is erg droog) worden met de minuut groter. Het is nog 10 km naar Gunisson en ik lijk al een grote sneeuwpop. De sneeuw op de weg wordt vastgereden door het andere verkeer wat extra gladheid veroorzaakt en gevaarlijke richels oplevert. Tot overmaat van ramp gaat de zon onder voor ik in het stadje aankom en in het donker wordt ik niet gezien door het andere verkeer. Ik moet nog beter oppassen, en dat terwijl ik mijn bril niet meer op kan houden - te donker - en de sneeuw dus vrijelijk in mijn ogen kan vallen. Totaal uitgeput en verkelumd kom ik in Gunisson aan, het koudste stadje van de USA, Alaskaniet meegerekend. Ik hoop dat het me vergeven is dat ik na zo'n dag in een motel slaap. Warme douche, verwarmde kamer... Net als ik een aantrekkelijk motel gevonden heb staat er ineens een politie auto achter me. "Meneer, u hebt geen verlichting." Nee, dat wist ik al. Met een vriendelijke glimlach en de mededeling dat ik naar dat motel aan de overkant ga kom ik onder een boete uit.

Niet alleen ik ben ingesneeuwd. Mijn hele fiets zit ook vol sneeuw en ijs. De laatste 20 km werkten geen van mijn remmen meer, zat mijn achterderailleur vastgevroren en als ie al gewerkt zou hebben was het toch nutteloos geweest want alle tandwielen op die ene na die ik gebruikte zaten dusdanig vol met ijs dat de ketting er niet meer in kon. Ook mijn vering zat vol met ijs, en als ik mijn fiets onder de douche vandaan haal - de snelste manier om van al dat ijs af te komen - blijkt een luchtring uit de vering te zijn gesprongen. Geen vering meer dus...

Die nacht slaap ik diep, en ik merk 'smorgens pas dat het koud was. De minimum temperatuur was -25 Fahrenheit (-28 Celcius) en als ik 'smorgens opstap is het nog altijd -10 Fahrenheit. Winterfietsen blijkt niet mijn favoriete bezigheid. Maar hopen dat het gauw over is!

Pas de volgende dag breekt de sneeuwstorm echt door. Dit is de dag dat ik van Montrose naar Gunisson fiets. De volgende dag is de weg niet schoon. Er ligt nog steeds een laag vasgereden sneeuw op de weg en dat maakt het gevaarlijk glad. Niet alleen moet ik zelf oppassen niet om te vallen of anderszinds weg te glijden, ook moet ik proberen rondglijdende auto's te ontwijken. En dat alles bij een 60 km klim. Nou ja, 40 km vals plat omhoog en bijna 20 km 6% omhoog. Ja, ik ga weer over een echte pas. De laatste in de Rockies. Vandaag ga ik over de continentale schijding heen. Als ik tegen vier uur 'smiddags boven ben (met een dagmax van +10Fahrenheit (-10 Celcius) sta ik op de waterscheiding tussen de Atlantische en de Stille Oceanen. In theorie hoef ik dus niet meer te klimmen tot ik thuis ben. Helaas is die theorie niet practijk. En de afdaling is de ergste die ik ooit heb mee gemaakt. De eerste 20 km moet ik elke 5 km stoppen vanwege pijnlijk koude vingers. Ik heb de hele tijd het gevoel dat ze er af drijgen te vallen, en steeds weer krijg ik tranen in mijn ogen van de pijn. Na vijf minuten pauze, met mijn handen tussen mijn familie juwelen warm ik ze weer op tot een dragelijke temperatuur. Maar vijf kilometer verder gaat het echt niet meer. Gelukkig passeer ik een camping die open is. In de sneeuw zet ik mijn tent op en stap ik onder de warme douche. Er lijkt toch iets beschadigt in mijn vingers; nog twee dagen zijn ze blauwig en erg gevoelig. Maar elke dag kom ik dichter bij zeeniveau en wordt het dus minder koud. Langzaam smelt de sneeuw en ik hou een dagje rust - nou ja, ik reken het in de statistieken als fietsdag, maar ik rij maar 25 km - in Salida. Daar wordt ik uitgenodigt door een reizende kunstenaar die hier een huisje heeft. Zijn favoriete land is Thailand; het moge duidelijk zijn waarom het klikt.

Ik rol verder de berg af door een prachtige Canyon. Er is nu een nieuwe weg gebouwd die de canyon - Royal Gorge - verlaat voor hij bij Canon city aankomt. De oude weg ligt er echter nog en gaat over een spectaculaire brug: 300 meter boven de rivier. Ze willen echter 14 dollar (30 gulden) van me hebben om er overheen te lopen. Dat vind ik een beetje teveel en bekijk de brug van een afstandje voor ik omdraai en verder rij. Van Canon City (spreek de middelste n uit als een spaanse met een slingertje erop) ga ik twee dagen naar het noorden. De weg is irritant heuvelachtig - de weg van voor Istanbul komt me opnieuw voor de geest. Links zie ik de Rockies - toch liever dit dan nog een 10000 voet pas - en rechts de prairie. De prairie laat ik nog even een paar dagen wachten. In de afgelopen 14 dagen (incl. de dag naar Salida) heb ik 1500 km gefietst en sinds 14 januari heb ik pas twee rustdagen gehouden. Nu ik in Denver te gast ben bij de familie Van Helden - mensen die ik dankzij mijn verhaal op de site van Delta heb leren kennen - gun ik mezelf een paar dagen rust. Maandag 19 februari zit ik weer op de fiets, verder richting Kansas City, nog een stapje dichter bij huis.

New York, 15 maart 2001

Hi There!

In Denver schreef ik dat ik in mijn dagboek het ergste/zwaarste gehad had. Dat bleek meer een wens dan een waarheid. De eerste twee dagen waren prachtig maar toen draaide de wind en daarmee het weer. Het werd net zo koud als in Gunisson en nu had ik er een stevige wind tegen bij. En ik maar racen naar het oosten. Snelweg 36. Nog 800 km te gaan. Kansas ligt op de prairie en is dus redelijk vlak. Hier en daar heeft een rivier een dal uitgesleten en moet ik dus even klimmen, maar het is nooit zo stijl dat de weg een bocht hoeft te maken. Het hele eind liggen er rechts en links van de weg afgemaaide maisvelden met enorme bewateringsmachines. In het midden van het veld een grote pomp en daaraan een buis van 500 meter die rond kan rijden met sproeiers eraan. Het hele eind bepaalt dit en hier en daar een ja-knikker het landschap, en gaat de weg vrijwel rechtdoor. Volgens de kaart is deze weg nog redelijk kronkelig; elke 5 km zit er een minimale bocht in. In een impuls sla ik links af, naar Nebraska. Het is mistig en later gaat het regenen.

Alsof de wind erop heeft gewacht draait ie van het oosten naar het noorden en heb ik nog steeds tegenwind! De wind wakkert hard aan en de regen wordt - als ik door nat en ijs koud ben - hagel en even later sneeuw. De laatste tien kilometer van die dag lijken eindeloos te duren. Ik weet waar het dorpje ligt waar ik naar toe ga, en het is op de snelheid die ik nu heb nog een half uur fietsen. Maar de wind wordt nog steeds sterker en de sneeuwval dichter dus ga ik steeds langzamer rijden. Twee kilometer verder zit ik nog steeds op een schema van een half uur! De laatste 6 km duren ondanks dat het hier echt vlak is toch nog een half uur. Die nacht valt er 30 cm sneeuw. De volgende morgen is het prachtig weer en in een koel maar lekker zonnetje wandel ik door het Pioniers Dorp in Minden (Nebraska). Hier heeft meneer Warp een openlucht museum opgezet waar de technologische ontwikkeling van de VS mooi in beeld wordt gebracht. Even verderop staat over Interstate 80 een Archway. Dit monument is opgericht om eer te bewijzen aan de eerste pioniers die met ossenkarren dit continent over staken. Zoals de Donner party die in de winter in de Rocky mountains vast kwamen te zitten. De een na de ander vroor dood, het eten raakte op en zo kwamen de overlevenden op een luguber maar goed idee: Ze aten de doden op. Er zijn er een paar die dit avontuur hebben overleefd! Dit en vele andere verhalen worden in de Archway tentoon gesteld. Voor mij was het bijna 200 km om, maar zeker de moeite waard. Hoewel...

De laatste nacht voor ik terug ben bij US 36 steekt er weer een stevige noordoosten wind op en valt er terwijl ik slaap 50 cm sneeuw. Als ik op weg ga sneeuwt het nog stevig. Gelukkig is het nog 30 km naar het zuiden, windmee dus. En die kant op gaat het redelijk. Het is wel spannend fietsen want het waait zo hard dat de droge sneeuw (gevoelstemperatuur is min 40!) meteen achter de sneeuwschuivers weer over de weg blaast. Drie kilometer voor ik terug kom bij US 36 is er 1.6 km van de weg af een monument. Hier staat een brok steen precies in het geografische centrum van de USA (Alaska en Hawaii niet mee geteld). Ik heb een dergelijk punt in Australie overgeslagen omdat het 300 km onverharde weg oneway was, hier lijkt het me toch aardig. Het hele eind is nl. verhard. Heen gaat nog wel, het is naar het westen dus heb ik nog steeds zij- mee-wind. Maar terug! Fietsen kan niet meer, zelfs op een ligfiets kan de wind te hard worden. En dat betekent dat ik beide handen - uiteraard in handschoenen - het hele eind tegelijk buiten moet hebben. Tijdens het fietsen stop ik er nl. steeds een onder mijn oksel om hem weer warm te krijgen. Tot de ander te zeer doet, en dan ruilen ze van plaats. Als ik loop kan dat niet. Twee keer op de 1.6 km moet ik stoppen om mijn handen op te warmen, en dat blijkt nog een keer te weinig! Mijn rechter wijsvinger en aan dezelfde hand ook een beetje duim en middelvinger zijn bevroren. Het topje brandt pijnlijk en 'smorgens kan ik niets vastpakken zonder een grimas op mijn gezicht te trekken. Hierna zit het weer redelijk mee tot aan Kansas City - of eigenlijk tot aan New York. De wind blijft tegen, en het blijft nog een paar dagen bewolkt, maar vergeleken met - 40 graden is de temperatuur zeer aangenaam. Langzaam geneest mijn vinger, al blijft het gevoel dat er een kleine 5 milimeter eelt op het topje zit nog lang hangen. Als ik dit type (bijna 3 weken later) zit er nog steeds weinig gevoel in.

De afgelopen paar dagen heb ik regelmatig bordjes gezien dat het 'Oregon trail' hier liep. Dit was een veelgebruikt pad voor pioniers om naar het westen te gaan. Bijna 30.000 wagens per jaar gingen er overheen. Iedereen even hoopvol, niet iedereen even gelukkig. Er overleden in totaal zoveel mensen op deze route dat er gemiddeld elke 110 meter een graf lag. Nu de wegen dit 'trail' niet meer volgen liggen die graven vergeten en verborgen in de wildernis van Kansas. Af en toe, als er een nieuwe weg gebouwd wordt bijvoorbeeld komt zo'n graf weer naar boven. Als ik aan zo'n tocht zou beginnen en ik zou na 100 km al 900 graven hebben gezien zou ik omgedraaid zijn. Dit is me te link! De staat Kansas heeft verder niet zoveel. De twee interessantste steden - Topeka (de hoofdstad) en Lawrence - zijn niet zo waanzinnig interessant. Kansas City, net over de grens met Missoury trekt de aandacht maar heeft ook niks. Op mij komt het als een nogal onverzorgde stad over.

Een bezoek aan de VS is niet compleet zonder gebruik te hebben gemaakt van het transportmiddel waar dit land groot mee is geworden. Nu rijdt men liever in een auto, maar de eerste ontwikkeling kwam pas echt op gang dankzij de trein. Van Kansas City reis ik via Chicago naar Washington D.C. Chicago is een mooie stad. Veel stoer uitziende gebouwen (oa de Sears tower, het een na hoogste gebouw ter wereld). Helaas is het er erg koud dus heb ik geen spijt dat na vier uur mijn aansluiting alweer vertrekt naar de hoofdstad. En dan ben ik er ineens! Voor het Capitol, voor het Witte Huis, voor het Lincoln Memorial (daar waar Forrest Gump zijn toespraak over de Vietnam Oorlog hield). Allemaal beroemde plekken waar ik zomaar ineens langs fiets. Het blijft een apparte ervaring.

Nu begint echter de tijd te dringen. Mijn vliegtuig vannuit New York gaat al bijna dus ga ik gauw weer op weg. Terug naar de kust, dit keer de Atlantische kust. En daar aankomen doet me toch wel wat; nu ben ik de wereld rond! Alleen nog dat water over. Daar aan de overkant ligt mijn vaderland dat ik zo lang al niet meer gezien heb. Maar eerst moet ik nog verder naar het noorden. Als het laatste stukje van een rit goed/lekker is dan heeft de hele rit een goed gevoel. En het weer werkt daar hard aan mee. Ik krijg een stevige zuiden wind in mijn rug met een heerlijke temperatuur (15 - 20 graden). Wat niet meewerkt is de mentaliteit hier in het oosten van de VS. Er heerst hier een zekere spanning die ik in het westen en midden niet gevoeld heb. Een competitiedrang die medegevoel totaal uitsluit:
'How are you?'
'I'm dying of cancer.'
'Oh, great have a nice day.'

Wildkamperen is verboden, en mensen vinden het zeker niet goed als je bij ze in de tuin gaat staan; uiteraard vraag ik het eerst. Een keer wordt het zelfs zo gek dat ze eerst toestemming geven en me vervolgens door de politie laten weghalen! Deze mentaliteit drukt mijn stemming behoorlijk en mijn aankomst in Manhattan (met de pont) is dan ook niet zo feestelijk. Toch ben ik weer onder de indruk van waar ik fiets: Langs allerlei beroemde plekken en gebouwen die ik al zo vaak op TV en in de film heb gezien... Dit is New York!

Hier eindigt mijn reis. Ik hoop dat u van het lezen van mijn avonturen net zo heb genoten als ik van het beleven. Geen moment heb ik spijt gehad van vertrekken. Maar nu is het genoeg geweest. Ik vind het ook niet jammer om weer thuis te zijn.