Gedesillusioneerd terug in de herrie van Kathmandu boeken we een tour, die zaterdag 26 juni vertrekt. Onder het genot van een cocktail en een potje pool nemen we afscheid van de drie niet-fietsers. Vier dagen nadat we bij de grens geweigerd waren, zijn we terug. We halen de fietsen uit het hotel aan de Nepalese kant van de grens, waar we ze gelaten hadden en klimmen weer omhoog naar Zhang Mhu. De grenswachten herkennen ons niet en wij hen niet. Alles is in orde en we zijn in Tibet! Het eerste obstakel is genomen. Nu nog zien of we ergens kunnen fietsen. Want met drie fietsen in een veel te kleine bus van Chinese makelij wekt veel ergernis bij de medereizigers. We vragen de tourleider eerst of we afgezet kunnen worden bij de afslag naar Mount Everest Basecamp maar, in tegenstelling tot wat Jin Yang Travels in Kathmandu zei, kan dat niet. Zo'n 130 km voorbij de bewuste afslag begint het avontuur. Het hek van het hotel in Lhatse (het stadje waar de groep overnacht) gaat om middernacht dicht. Om elf uur ontstaat er leven in onze kamer: drie jongens controleren hun fietsen, pakken de laatste bagage in en zadelen op. Om half twaalf gaat het licht weer uit. We gaan alledrie nog een keer naar de WC en wachten in onze kamer tot de laatste minuut. Deur open, weg racen. Helaas zijn er nog mensen op de binnenplaats. We slaan de weg terug in, naar Basecamp. Nog vóór we de vijf kilometer tot aan de PSB (Public Security Bureau = politie) checkpoint hebben afgelegd komt 'onze' bus ons achterna. We vluchten de berm in en liggen plat op de grond. De bus rijdt door, stopt bij het checkpoint. Er stappen twee mensen uit en zoeken sporen. Gelukkig denken ze sporen te zien en rijden de weg naar de Kailash berg in, de bron van de Ganges en dus erg heilig. Helaas is de politie op de checkpoint nu wakker en zit die weg voor ons dicht. We lopen wat verder het zompige knollenveld in. Als er een auto naar de checkpoint rijdt vallen we plat in het gras. Terwijl we langzaam koud worden zien we de auto keren en in het licht van de koplampen twee agenten naar sporen zoeken. Tien meter voor de plek waar wij de weg af zijn gegaan houden ze echter op. Ze keren terug. De auto rijdt door, de weg naar Basecamp op. Er blijkt echter iemand achter te zijn gebleven en die laat honden los. Eentje, die zwaar blaft en een aantal keffertjes rennen langs de weg en door de velden ten zuiden daarvan. Wij liggen ten noorden en ik dank Moeder Aarde, dat Tibettaanse honden niet te slim zijn; of, net als de Tibettanen zelf, de Chinezen niet willen helpen.
Als ik al helemaal lig te rillen van de kou klinkt het alsof de honden weer vast zitten: het gekef komt van verschillende maar niet meer bewegende plaatsen. Aan de positie van lichten te zien zijn de PSB-ers weer allemaal terug op de checkpoint en naar binnen gegaan. Wij krabbelen overeind, laten de Mount Everest voor wat-ie is en ploegen door het veld en een kniediep ijskoud riviertje met een boog terug naar de weg. Op weg terug naar en door Lhatse. Na 200 meter fietsen kijkt Melvin om en roept: "Our bus returning!" Dit is het commando om de berm in te duiken. Melvin en Lars gaan aan de zuidkant en ik vind een veilig kuiltje aan de noordkant van de weg. De bus zoekt duidelijk nog steeds want hij rijdt erg langzaam. Als hij me eindelijk voorbij is, krabbel ik weer op de weg en dan zijn Lars en Melvin verdwenen. Waar zijn ze heen? Ongeduldig geworden en al door het dorp heen? Als er geen antwoord komt op mijn gedempt geroep en ik me alleen weet, rijd ik richting Lhatse. Vlak voor de fel verlichte dorpskern hoor ik een vrachtwagen achter me aankomen. Ik verstop me achter de enige boom in de wijde omgeving. Mijn fiets leg ik echter op de grond om de reflectors op mijn tassen me niet te laten verraden. Als de truck voorbij is loop ik de weg op. In het dorp wemelt het van de mensen. Ze stoppen de truck en onderwerpen hem aan een onderzoek. Als ik daar doorheen ga word ik gevonden en dat is het laatste wat ik wil. Als Lars en Melvin daar doorheen zijn gegaan zijn ze gevonden en dat is hun probleem. Plotseling hoor ik motorgeronk achter me. Ik stuif van de weg en laat me in de berm vallen. Vrijwel meteen passeert een PSB-jeep me met een noodvaart, maar als ze me gezien hadden waren ze gestopt. Het is tijd om een verborgen plekje op te zoeken en te slapen. In het licht van de inmiddels doorgebroken volle maan rijd ik terug tot halverwege de checkpoint. Daar ga ik van de weg af en loop naar de heuvels in het zuiden tot ik me onzichtbaar vanaf de weg acht. Het is drie uur als ik mijn ogen sluit.
Om half negen word ik wakker met een zonnetje op mijn gezicht. Ik kan vanuit waar ik lig de weg zien maar blijf zelf onopgemerkt. Behalve door wat Tibettaanse herders die om plaatjes van de Dalai Lama vragen, maar die zullen me niet verraden. Net na de middag gaat het regenen. Als ik stevig afgekoeld ben besluit ik dat het te lang duurt en ik zet mijn tent op. Met zijn paarse zijkanten valt-ie nogal op maar ik word niet lastig gevallen door de PSB. Zouden ze het zoeken nu al opgegeven hebben? Net na middernacht pak ik weer in en klim op de fiets. Ik heb het idee een dag achter te lopen op Lars en Melvin, dus zet er stevig de sokken in. Ik ben echter nog niet geacclimatiseerd (Lhatse ligt op 4000 meter!) en als ik aan een klim begin ben ik binnen een paar minuten buiten adem. Als ik de zoveelste pauze achter de rug heb bedenk ik dat ik weleens wat drinken kan. Dit staat namelijk bekend als een van de vele details waar je op moet letten om de symptomen van hoogte ziekte te bestreiden. Als ik wat gedronken heb ben ik weer buiten adem en dus is het weer tijd voor pauze. Zo sleep ik me verder de berg op tot ik op de 4.500 m hoge Yalung La pas sta. Net na zonsopgang zet ik de afdaling in. Het is bewolkt en koud. Beneden is een dorpje waar men mij een kopje Yakboter-thee aanbiedt; het meest smerige drankje dat ik ooit op heb, maar het is het eerste warme dat in mijn maag belandt sinds de vlucht uit Lhatse. Even verderop klopt mijn hart me in de keel als me een PSB-auto tegemoetkomt. De inzittenden kijken verbaasd naar mijn ligfiets maar steken lachend hun duimen op. Is dit het teken dat ik zonder travel-permit door mag fietsen? Ik waag het er niet op. Bovendien ben ik moe. Langs een hele brede droge rivierbedding staat een bosje waarin ik ongezien kampeer. Hoewel, ongezien... Net na de middag word ik wakker van twee kinderstemmen die maar "ello, ello, ello..." blijven zeggen. Als ik "Hello" terug zeg komt er een keer "ello" bij. Zouden ze me nazeggen? Ik probeer het en zeg "Ik". Even later volgt "Ik" ... "ben" ..."ben" ..."een"...."een"... "pappegaai". Ik schiet in de lach maar wil liever nog even slapen. Shigatze, de tweede stad van Tibet, is nog 100 km en ik wou dat vannacht halen. Maar van slapen komt niet veel want als ik stil blijf komt het "ello, ello, ello....." weer terug. Ik kook dus maar een pakje noodles en breek op. Ik ga nog even naar de rivier om wat drinkwater te filteren waarna ik mijn tassen opzadel en weg fiets. Niet veel later slaat het noodlot toe. Er breekt een vitale schroef in mijn fiets waardoor ik geen meter meer kan rijden. Gelukkig sta ik voor een wegwerkers kamp; nieuwsgierig door de vreemde vorm van mijn fiets duurt het niet lang voor ik een heleboel bekijks heb van de schuchtere Tibettanen. Een man heeft al snel in de gaten dat er iets mis is. Aan hem leg ik met gebaren uit wat ik nodig heb. Hij springt op, rent naar binnen en komt niet snel daarna terug met een plastic bak met alle mogelijke vormen en maten schroeven. God is met mij die dag; er zit een schroef in die past. Eentje die mij zeker naar Shigatze kan dragen; later blijkt helemaal tot Angkor Wat in Cambodja.
Ruim voor zonsondergang rijd ik weer op het onverharde zeepbord dat Friendship Highway heet. Zeven fietsuren later ben ik echter doodop en maak kamp achter een dorpje, wat niet slim is want het "ello, ello......" is de hele dag niet van de lucht. Vlak voor Shigatze zit echter naar verluidt weer een checkpoint waar ik zonder permit alleen 's nachts doorkom; dan is er niemand. Zonder ooit iets van een checkpoint te zien, rijd ik de volgende nacht Shigatze in. Midden in de nacht klop ik bij een Tibettaans gerund hotel aan. Ik verwacht de minste kans op verraders dáár. En dat blijkt ook zo: er is er maar één... De crew doet allerminst verbaasd over het feit dat er een fietser midden in de nacht komt aankloppen. Ze geven me gewoon een kamer en gaan weer slapen. In Shigatze heb ik geen reisvergunning nodig, dus hier kan ik ontspannen over straat lopen. Ik kan even bijkomen van alle stress en ellende van de afgelopen dagen. Ik maak de wandeling rond het Tashilhunpo klooster - de woning van de Panchen Lama ofwel Grote Leraar. De PSB in Shigatze heeft een hele vriendelijke reputatie en ik besluit te gaan vragen om een reisvergunning om naar Lhasa te fietsen. Ik krijg inderdaad een reisvergunning, maar daar staat niet op dat ik mag fietsen, dus de volgende dag ga ik weer bij ze langs. De zwangere vrouw die me gisteren hielp is er vandaag niet en de man - aan wie ik mijn vraag stel over fietsen - reageert daar zo snel op dat mijn gezicht mij verraad. "Fietsen?" vraagt hij. "Dan ben jij zeker een van die drie fietsers die een aantal dagen weggelopen zijn." De man gelooft aanvankelijk natuurlijk niet dat ik mijn vrienden ben kwijtgeraakt, maar is uiteindelijk aardig voor me. Het advies wat hij mij geeft luidt: "Je neemt morgen ochtend de bus naar Lhasa, daar blijf je drie dagen en dan verdwijn je uit China. Dan zul je niet in de problemen geraken." Een beetje vervelend van het 'opgejaagde konijntje zijn' besluit ik dat advies op te volgen. Ik zet mijn wekker voor de volgende morgen op 8 uur. Echter om half acht word ik wakker van bekende stemmen. Ik kijk door het raam en zie op het dunne gordijn een bekend silhouet. Ik schiet in wat kleren en storm naar buiten. Lars en Melvin zijn aangekomen! Ze waren me helemaal niet voor! Lars en Melvin blaken nog allebei van de zin om door te fietsen - ook 'snachts - en met z'n drieën is dat leuker dan alleen. Ik sluit me dan ook weer bij ze aan. En zo bekijk ik nog een keer Shigatze. We wandelen over de markt, we klimmen naar het vervallen fort en Lars en ik bezoeken ook de binnenkant van het Tashilhunpo Klooster. Verder repareren we wat aan onze fietsen, maken ze goed schoon en alles is klaar om maandag te vertrekken.
Zondag middag komt er echter een telefoontje van de PSB dat 'die andere twee fietsers ook even langs moeten komen.' Daar hebben Melvin en Lars geen zin in. En ik ook niet dus moeten we snel we weg. Ook van dit hotel gaat de deur 'snachts op slot en al is de staf erg aardig en begrijpen ze ons probleem, de deur kan niet stiekum even open gaan vannacht. Als we overdag zouden vertrekken dan verraad de enige chinees van de staf ons. Maar gelukkig heeft het hotel een plat dak en heeft Lars tien meter touw. Om twee uur 'smorgens worden we wakker. We slepen al onze bagage naar de rand van het dak. Daarna klim ik naar beneden alwaar ik de fietsen en bagage die Lars en Melvin met vereende krachten omlaag takelen losknoop. Daarna klimmen ook Lars en Melvin omlaag. Om vier uur staan we allemaal beneden en kunnen we gaan. Shigatze is heel stil. Er zijn een paar straatvegers maar die kijken alleen maar verwonderd naar ons: Welke gek fietst er nou 's nachts? Aan de rand van Shigatze passeren we een militaire post waar het wemelt van de hoge pieten in lange jassen, maar Melvin zegt dat we ons van het leger niets aan hoeven te trekken.
Het leven als vluchteling went. We raken behendig in het ontwijken van moeilijkheden en leren de grenzen van wat kan en niet kan. De laatste 250 kilometer naar Lhasa lopen vloeiend. De nacht dat we uitbreken rijden we tot zonsopgang waar we over de Yarlung Tsampo rivier een aantal prachtige foto's van schieten. Daarna verstoppen we ons in een riviergeultje waardoor we onzichtbaar zijn vanaf de weg. Even kloppen onze harten wat sneller als er rond een uur of negen een politie auto met loeiende sirene langs komt stormen. Maar daar blijft het bij. 's Avonds verkennen we de omgeving een beetje. Lars neemt weer een heleboel foto's en we eten met z'n allen wat noodles. Sinds ons vertrek uit Lhatse heb ik daar zo'n beetje op geleefd. En ook de volgende morgen ontbijt ik op noodle soep waarna we onze route vervolgen. Melvin heeft een boek waar de politieposten in staan; we weten dus dat we er vandaag geen tegen komen. Althans, zo dachten we. De politie bij die ene post die we tegen komen is echter zo verrast dat ze vergeten ons tegen te houden. De volgende nacht dat we fietsen worden we overvallen door een enorme onweersbui. Het regent zo hard dat we zelfs in onze regenpakken nat worden. Zo gauw er ergens bomen staan besluiten wij daar onze tenten op te zetten. Onze tenten blijken helaas redelijk goed zichtbaar vanaf de weg; dit is het nadeel van in het donker je tent op zetten. Het voordeel hiervan is echter dat ook de zon bij ons doordringt zodat onze spullen weer kunnen drogen. Tegen een uur of vier 's middags stopt er ineens een colone militaire voertuigen recht voor het bosje waar wij in staan. Alle soldaten springen eruit en rennen het bosje in; op zoek naar iets. Wat wordt ons niet duidelijk. Een paar ontdekken ons en staan even naar onze fietsen te kijken. Eén geeft een schreeuw en ze springen allemaal op en gaan in een cirkel om die ene heen staan. Wat ie gevonden heeft weten we niet - we fantaseren over een insect voor hun maaltijd. Daarna gaan ze weer terug naar hun vrachtwagens en vertrekken. Nu is het helemaal duidelijk voor ons: van het leger hoeven wij ons niets aan te trekken. Het is de PSB die het ons lastig kan maken.
Hier in Lhasa hebben we geen permit nodig en lopen dus vrij rond. Af en toe valt er een buitje (ook in Tibet is het moesson!) en we genieten van eindelijk weer een warme douche (de eerste sinds Kathmandu!) en lekker eten; noodles gaan vervelen. We hangen hier een beetje de toerist uit. We bekijken de toeristen trekkers, hangen veel in cafe's en zitten veel aan het internet. Ook dit hebben we sinds Kathmandu niet meer gedaan. We ontmoeten Ziggy (een Zweedse meid) en ik ontmoet Donella (de Australische die ik in Bikaner India al had ontmoet). En zo gaan we met vijf westerlingen naar de disco in Lhasa. Er worden nogal wat oude klassiekers gedraaid en eigenlijk geen moderne dansmuziek. Maar de DJ kan engels, en wij hebben het naar ons zin...
Bangkok, 8 Augustus 1999
Hi There!
De laatste maand van mijn reis heb ik nauwelijks meer gefietst. Wat heb ik het gemist; het wordt tijd dat ik weer eens op de pedalen kan stampen!
Terug naar Lhasa, Kirey Hotel. Op een avond zijn Lars, Melvin en ik ons klaar aan het maken om te gaan slapen als er met een klop op de deur twee agenten van de PSB binnenstappen. Ze vragen onze paspoorten en mompelen iets dat ze vermoeden dat we illegaal gefietst hebben. Natuurlijk ontkennen wij dat aanvankelijk. Ze willen onze paspoorten houden maar daar zijn we niet zo blij mee. Dus moeten we meteen mee voor verhoor. Op zeer vriendelijke wijze worden wij op het bureau verhoord - maar natuurlijk wel afzonderlijk. Wij hadden ons niet voor bereid op een dergelijke situatie, met als gevolg dat we alle drie een verschillend verhaal ophangen over waar we geweest zijn en wat we gedaan hebben. Wat die drie verhalen echter gemeen hebben is dat we alle drie bij elkaar zijn gebleven... Nog meer praten helpt niet, we moeten onze paspoorten achterlaten en de volgende dag terug komen. Die morgen capituleren we. Drie verschillende verhalen... Daarbij weet de PSB donders goed wat wij misdaan hebben. Er zijn drie buitenlandse fietsers waarvan er één op een ligfiets rijdt in heel Lhasa dus is het niet moeilijk te raden. We geven toe en vertellen het hele verhaal. Dan kunnen we gaan, maar zonder onze paspoorten. 'Nee,' zeggen ze, 'we willen nog verder onderzoek doen voordat we jullie bestraffen.
Een week lang mogen we door Lhasa lopen. We mogen de stad niet verlaten, maar in Lhasa is genoeg te zien. In 1951 is Tibet door de Chinezen vreedzaam bevreid - bevreid van de dictatuur van een wijs monarch en vreedzaam door een gebrek aan een leger van Tibettaanse kant - waarna de cultuur systematisch wordt vernietigd. Het oude stadscentrum van Lhasa is nog steeds de traditionele Tibettaanse kleigebouwen. Maar het wordt langzaam vervangen door de Chinese toilletgebouwen. De Chinezen vinden het mooi om badkamer tegeltjes aan de buitenkant van hun gebouwen te plakken; vandaar de bijnaam toilletgebouwen. Gelukkig heeft het echte hart van Lhasa nog zijn autentieke sfeer met kronkelige steegjes, drukke markten en verlegen kinderen. Natuurlijk blijven monumenten als de Jokhang aan het Barkhor plein en de Potala - het voormalige paleis van de Dalai Lama - altijd staan. Al zijn er binnen de Chinese regering ook stemmen op gegaan om deze neer te halen. De Potala is een indrukwekkend muzeum. Hel wit van buiten en donker getint van binnen.De Jokhang heeft vanbinnen dezelfde kleuren, goud, bruin en donker rood. Op het dak van de Jokhang komen het laatste uur voor zonsopgang de Tibettaanse monniken bijeen om op hun eigenaardige manier te debatteren; zie hiervoor ook de foto.
Dan komt er, na een week niets van ze gehoord te hebben, bericht van de politie: Of wij morgenochtend weer op het politiekantoor willen komen. Wij rekenen erop een boete te krijgen. Ook kennen wij de reputatie van de PSB; er valt met ze te onderhandelen over de hoogte van de boete. Dus nemen wij een hoeveelheid geld mee waarvan wij denken dat ze er tevreden mee zijn en wat wij missen kunnen. Dan kunnen we nl. redeneren dat we niet meer geld hebben... Als we op het kantoor aankomen staat daar een professionele Beta videocamera klaar, twee geluidsopname apparatuur en een hand vol fotocamera's. Wat het meeste indruk maakt is het grote aantal hoge pieten - agenten in uniformen met heel veel strepen en sterren. Wij krijgen al wat bange vermoedens. Allereerst wordt een deel uit het Chinese wetboek gelezen, wat daarna voor ons wordt vertaald. Daarna krijgt ieder van ons een briefje uitgereikt met Chinese tekst erop - met daarbij een uitleg wat erop staat. Onze veroordeling luidt dat we 10 dagen de gevangenis in moeten. De politie zegt herhaaldelijk dat het niet de gevangenis is maar 'voor-arrest'. Voor ons lijkt dat op hetzelfde neer te komen. We moeten alleen nog even tekenen voordat de vonnissen kunnen worden uitgevoerd. We kunnen ook in beroep gaan bij het gerechtshof in Lhasa, binnen vijf dagen. Dan redeneren wij als volgt: Wij hebben inderdaad iets gedaan wat - volgens de lokale wetgeving - niet mag. We kunnen wel in beroep gaan, maar de kans is groot dat dat maanden duurt; en de kans is groot dat we alsnog verliezen. Dus besluiten we, als we het papiertje met behulp van een woordenboek hebben laten vertalen, te tekenen. Dan zijn we er tenminste in tien dagen van af.
We worden erg goed behandelt. De politie grijpt de kans aan om te (proberen) te bewijzen dat er mensenrechten in Tibet worden gehanteerd. Op ons verzoek mogen we met zijn drieën in één cel die groter bleek dan onze hotelkamer. Er is een badkamer met koud stromend water en een toillet. We mogen boeken meenemen en pen en papier; ik mag mijn jongleerballen meenemen. Er is overdag steeds een man aanwezig die engels spreekt - min of meer - en we krijgen drie keer per dag te eten. Daarvoor moeten we 2 euro per dag betalen. Op ons verzoek wordt het ontbijt - laffe rijstepap die meer weg had van spermapap - vanaf de derde dag yoghurt met Baopao broodjes. Ook de lunch wordt op ons verzoek aangepast. Het avondeten vinden wij wel lekker, dus blijft steeds hetzelfde. Verder zijn er in de cel dekens, bedden en kussens aanwezig... Kortom wij worden uitstekend behandeld. Halverwege de week mogen we er even uit om te bellen met onze ambassade. Dat is overigens een farce want we mogen het niet hebben over waarom we vastgezet zijn. Dus voor ons worden de mensenrechten gewoon gehanteerd - al vind ik fietsen ook een recht van de mens - maar wij worden angstvallig uit de echte gevangenis gehouden. Wat zich daar afspeelt mogen wij niet zien! De dag dat we vrij worden gelaten mogen we nog in Lhasa rondlopen. We blijken beroemdheden. Mensen praten over ons en ook tegen ons: "He, weet je dat er drie buitenlanders zijn opgesloten?" In het Kirey hotel zijn we helden onder de Tibettanen. We krijgen een speciale behandeling in het restaurant en bij het afscheid worden we overladen met gebedsvlaggetjes en krijgen we ieder een witte gelukssjaal mee. Het is allemaal erg ontroerend, zeker als we bedenken dat we hier de komende 5 jaar niet terug mogen komen. Want dat is onderdeel van onze straf; China is voorlopig verboden terrein.
We worden door de politie uitgeleide gedaan op het vliegveld. We hebben zelf voor het vliegticket moeten betalen. De smoes dat we het geld daar niet voor hebben werkt niet; de reactie daarop is: 'Dan kun je het van je ambassade lenen.' En plotseling is de magie van mijn reis verbroken. Voor het eerst sinds mijn vertrek uit Nederland verlaten mijn voeten de huid van Moeder Aarde. Het is overigens wel een hele mooie vlucht. Voor het eerst in mijn leven zie ik de Mount Everest. Dankzij de moesson was hij steeds voor ons in wolken gehuld toen wij hem vanaf de grond hadden kunnen zien. We landen in Kathmandu en zijn ineens weer terug in het sub-continent. Waar gaan we hiervandaan naartoe? Fietsen is niet echt een optie; ik wil niet graag terug naar India, en de route loopt voor mij nu dood. Myanmar (Birma) komt niemand overland in en zoals gezegd mag ik niet nog een keer proberen China in te komen.