Home Europa Turkije Iran Pakistan India Nepal Tibet Asean Australië USA

Voordat ik verga van de honger nog even een rondzendbrief. Morgen begint de Ramadan, en in een islamitisch land heeft dat nogal een effect op het openbare leven. Nou zijn westerlingen en reizigers niet in overtredingals ze overdag eten, maar het moet wel discreet. En ik vroeg me afhoeveel er te koop is; rijst kweken gaat wat slecht achterop de fiets, dus ik ben daar van afhankelijk. Daarbij komt dat ze in Bahgdad weer wat ziekenhuizen in puin hebben geschoten, en dat de geloofsbroeders hier in Pakistan, al chagrijnig vanwege een hongergevoel, dus niet zo vriendelijk zijn tegen westerlingen. Vooral in het zuiden van Punjah,waar veel fundamentalisten wonen is het nu riskant. Ga ik daar doorfietsen? Dat is landschappelijk wat makkelijker, of ga ik door een hooggebergte vlak langs Afghanistan? Ik ben er nog niet helemaal uit.

De grens tussen Iran en Pakistan gaat wonderbaarlijk gemakkelijk; alweer tegen alle verwachtingen in geen bagagecontrole. En dan links rijden. Gelukkig heb ik geen rijbewijs, dus ik mag toekijken. Al voel ik me wel een beetje bezwaard dat ik me moet laten chauffeuren; dat ik niks terug kan doen. Alle enge verhalen over deze woestijn lijken onwaar. We genieten van het uitzicht, praten zoveel als dat gaat met aardige Pakistani en genieten van het suikerriet. 's Avonds stoppen we in een dorpje en daar verbaas ik mezelf met mijn Farsi; het lijkt zowaar op een gesprek. De volgende dag halen we een Spanjaard in die wel door de woestijn heen fietst. Met het schaamrood opde kaken zeg ik dat ik het meeste ook gefietst heb......'s Avonds zijn we in Quetta, een stad waar de lucht zo vervuild is dat-ie in je ogen prikt. Fiets ik nogwel?

Gurdaspur, 30 januari 1999

Hi There!

Eid Mubarak! Ramadan is voorbij en ik loop ondertussen drie weken achter op schema. Verder is er niks aan de hand, na 1 1/2 maand Pakistan, en na al een paar keer ongekookt water te hebben gedronken en na al een paar keer van zeer onhygienische straathandelaren wat te eten gekocht te hebben, heb ik nog steeds geen diarree. Uit Quetta vertrekken was nogal een klus. Omdat ik door een nogal dunbevolkt gebied ga fietsen, waar vooral de stamhoofden het voor het zeggen hebben wil ik me aanmelden bij de politie. Dat begint met de hoopvolle mededeling: "But sir, that is Tribal Aerea, how can we give you any security there?" Maar even later heb ik toch een papiertje in handen, waarop staat dat de politie bazen in de verschillende dorpen gevraagd is mij de nodige bescherming te bieden. Het is ondertussen 12 uur geworden en ik moet nog gaan fietsen; het plan is nog 110 km en in een ongecontroleerd gebied waar degene met de meeste wapens de baas is (en dat is niet het Pakistaanse leger, noch de politie!), wil ik dat niet in het donker doen.

In Quetta moet ik nog een omleiding verzinnen, want ik mag niet over de hoofdweg rijden; daar is een demonstratie aan de gang tegen de bombardementen op Irak. En aangezien de hele westerse wereld daarvan de schuld krijgt wordt mij aangeraden daarbij uit de buurt te blijven.Ondanks dat er nergens borden staan beland ik zonder veel moeite op de goede weg. Dat is me gelukt door naar iedereen die even niks lijkt te doen ruim van te voren de plaats te roepen waar ik heen wil en met een hand voor me te wijzen. De helft van de mensen blijft schaapachtig terug kijken maar de andere helft roept geestdriftig "Haa! Haa!" (Ja! Ja!) of "Neej! Neej!" ( Nee! Nee!). In het laatste geval heb ik dus een afslag gemist, maar aangezien ik elke 200 - 300 meter iemand toeroep kan het nooit ver terug zijn. Eenmaal buiten Quetta wordt de weg weer smal en slecht, en staan er ook weer borden van de NHA (National HighwayAuthority). Als ik over zo'n weggetje rij heb ik eerder het gevoel op een doodlopend B-weggetje ergens achter in het veld te rijden dan op een nationale snelweg.

Het links rijden gaat me wonderbaarlijk goed af. Gelukkig beland ik niet in een paniek situatie, want het zou best kunnen zijn dat ik dan juist naar rechts trek. Zoals gezegd is het weggetje smal en slecht, maar gelukkig ook rustig, zodat ik nooit van de weg af moet voor een pracht igogend monster; een bus of vrachtwagen. Soms heb ik het gevoel alsof ze ULOAB (ultra open asfalt beton) hebben proberen te leggen, zo groot zijn de gaten in de weg. Het enige voordeel van zo'n slechte weg is dat het onmogelijk is om in alle gaten te rijden. Het registreren bij de politie blijkt een goed idee te zijn geweest,want overal word ik door de hoogste baas van het lokale departement ontvangen. Dat zijn stuk voor stuk van die vreselijk bazige balletjes,die gewend zijn te commanderen maar te dik om zelf wat te doen. Deze heren echter regelen voor mij gratis onderdak, lunch (ondanks Ramadan, toen nog wel!) en een warme wasbeurt. Alleen in Loralai de enige middelgrote stad (20.000 inw.) in het gebied gaat het wat minder vanzelfsprekend. Daar word ik wat meer behandeld als "Weer zo'n stomme toerist".

Op een gegeven moment heb ik dorst. Maar zomaar op straat drinken wordt tijdens Ramadan niet op prijs gesteld. Gelukkig volgt op 100 meter van de weg een electriciteitsleiding, zodat ik van de weg af mijn fiets toch neer kan zetten. Ik neem een slokje Fanta en tot mijn schrik zie ik op de weg een motorrijder met een geweer stoppen en naar me toe komen. M'n hart slaat in m'n keel. Tot nu toe was Pakistan beter dan verwacht. Aardige, redelijk betrouwbare mensen en geen last van de onder fietsers beruchte stenen gooiende kinderen. Zou met deze gebaarde man de droom vervliegen? Ontmoet ik nu m'n eerste (en laatste) moordende en stelende schurk, waar Pakistan vol mee zou zitten? Ik neem nog een slokje Fanta, stop de fles weg, doe m'n tas op slot en wil terug naar de weg lopen; heel moedig langs het monster. Een hand op m'n tas doet me stoppen. Hij maakt vragend het gebaar van : "Fototoestel bij je?" Braaf knik ik, en hij gebaart me mee te komen, gelukkig niet terug, maar in de richting die ik al ging. Achter de heuvel blijkt een Levis-post. Een post bemand door invloedrijke dorpelingen, die uit naam van de Pakistaanse regeringde weg "veilig" houden. Ze schijnen zelf echter het grootste gevaar in het gebied te zijn dus ik ben nog niet gerust. Er blijken twee collega's van het monster te zijn, en gauw worden een kam en een spiegeltje opgeduikeld, de officiële petten opgezet en ik word gesommeerd een paar foto's te maken.

Dan krijg ik een in het Arabisch geschreven adres, of ik ze daar naar toe wil sturen. Heftig knikkend en, ondertussen gerustgesteld, nee denkend mag ik weer verder fietsen.'s Avonds ben ik in Kingri. Als ik met een rammelende maag in een vieze koude kamer in mijn eigen slaapzak op de grond lig bedenk ik dat het Kerstavond is. Ik moet denken aan een lied dat ze bij het RK jongerenkoor zongen, waar ik drumde: "Ik ben op weg naar een stal, de huizen zijn me te mooi." Het is misschien een heel Christelijk ideaal, maar geen Katholiek die er naar streeft (hoe groter de auto, hoe trotserde eigenaar, laat staan het huis!). En in deze ben ik Roomser dan de Paus; ik vind Kerst maar niks zo. (Eerste Kerstdag eet ik in Fort Munroeen maaltijd met zoveel Chili's dat ik eerst m'n mond, en later op de WC ook nog m'n billen brand). Pas derde Kerstdag ben ik in Multan waar ik in de Holliday Inn mezelf een maaltijd veroorloof, met als hoofdbestanddeel friet. De eerste die ik eet sinds Ankara, en de eerste lekkere sinds Praag.

Multan, op zich een aardige stad met, voor Pakistaanse begrippen redelijk wat interessante gebouwen, bezoek ik op z'n Japans: 's middags aankomen, de volgend morgen weer weg. Op naar Mian Channun, waar ik net voor Multan een adres heb gekregen van twee wereldfietsers die me tegemoet kwamen. Op dit adres woont homeopathisch arts, bekend in Pakistan, dr. Mirza Mushtag. Hij fietste in 1962 in de Tour de France en is nu specialist in obstinate ziektes. Mirza is een typische man, maar hij verzorgt voor elke wereldfietser die langskomt een warm thuis. Op weg van Multan naar Mian Channun wordt een scheurtje in m'n velg zichtbaar, maar Mirza gaat aan het denken met de woorden: "Don't worry,your problem will be solved!" Het denken duurt me echter te lang, en ik ga door mistig Punjab op en neer naar Islamabad om m'n visum voor India aan te vragen.

Punjab is mistig, en dat kenmerkt meteen de landschaps verandering die ik van de ene op de andere dag heb gezien. Bij D.G. Khan rij ik plotseling de veel te droge bergen uit waar ik sinds zo'n beetje Ankara doorheen reed, en ik rij een landschap in waar enkel en alleen door de Induste veel water is. Regen valt er nauwelijks. Maar het beetje regen dat er valt valt wel op mijn hoofd, want als ik terug kom uit Islamabad is de mist omgezet in regen. Daarmee zijn de wegen omgezet in modderpoelen, en als ik dankzij het miraculeuze handwerk van Mirza op een te groot wiel op 6 januari toch weer rij zit ik (en mijn fiets) na 20 km totaal onder de modder. Het fietsen is me echter niet gegund, want na 80 km heeft m'n schokdemper z'n 2 miljoenste schok gedempt, hij breekt af. Ik kan bijgevolg geen meter meer fietsen, zelf lopen gaat moeizaam.Het is ondertussen opgehouden met regenen (en dus weer mistig). Totaal wanhopig sta ik even te twijfelen. Terug naar Mian Channun? Of door naar Lahore (120 km)? De eerste bus die uit de mist opdoemt maakt een einde aan alle twijfels. Fiets op het dak, 85 rupees betalen en 's avonds ben ik in Lahore. 85 rupees in Pakistan is zo'n 1 euro 10.

Pakistanis hebben van hun land een slechtere indruk dan de waarheid is; althans, dan ik als waarheid onder vonden heb. Ze hebben eigenlijk allemaal hetzelfde idee als ik had: een land vol rovers en moordenaars."Only me and my family you can trust", zegt meneer Suhail. Suhail is één van de vele mensen die bezorgd is op het lot van een eenzame fietser,en me om veiligheids redenen in zijn huis ter overnachting heeft uitgenodigd. Maar als een land arm is, wordt de hoop op God groter, en voor islamieten is eerlijkheid een groot goed. Het bewijs hiervoor wordt een paar dagen later geleverd in één Van; het openbaar vervoer binnensteden bestaat uit bestelbusjes waar mensen als sardientjes in worden gepropt en voor bijna niks worden vervoerd. De rit die ik wil maken kost 3 rupees, en ik betaal 5. Ik wist de prijs niet, dus als ik niks terugkrijg protesteer ik niet (6 km voor 8 eurocent is niet duur!). Een man vlak bij me ziet het echter en begint op de conducteur te mopperen. Die geeft echter geen krimp tot dat de opmerking: "Ben je een moslim of niet?" valt; ik krijg m'n 2 rupees terug.

Pakistan is niet het veiligste land in de wereld, terwijl ik er ben wordt onder de kont van de president een brug opgeblazen waarbij een viertal veiligheidsagenten omkwamen. Maar behalve dat ik het hoor (niet de klap, het nieuws) merk ik er niets van. Wat voor belang hebben mensen die tegen de president zijn bij mijn dood? Niets en dus gebeurt me ook niets.Tot 28 januari fiets ik verder niet. Ik wacht op het wiel dat Speedliner naar me heeft opgestuurd. Ik vier (bij gebrek aan Kerst) Eid (het eind van Ramadan) in Sargodha bij de ouders, broers en zus van Muntazim, een student die ik in Quetta ontmoet heb, en waarbij ik in Lahore logeer.Het was een rustige, relaxte tijd, maar doordat het wiel maar niet wil aankomen fiets ik niet veel. Pas als ik er zelf op ga jagen (langs de meest vreselijke postkantoren) krijg ik het wonder boven wonder toch in handen. Veel pakketjes verdwijnen in de gewone post, maar mijn verzoek om het met een betrouwbare koerier te versturen is genegeerd. En dan, als ik mijn schokdemper heb vervangen voor een stalen pijpje kan ik weer fietsen. Voor ik Lahore uit ben heb ik al 6 lekke banden, maar als ik een nieuwe binnenband erin heb gedaan gaat het verder goed.