Ik schrijf dit op een dakterras met uitzicht over de Bosporus en de heuvels van Azië. Naast mij ligt de eerste Nederlandse krant die ik in deze reis in handen heb, en die ga ik zo meteen rustig spellen. Ik moet even een paar dagen tot rust komen, even geen nieuwe indrukken opdoen, even verwerken wat ik tot nu toe heb gezien. Istandboel loopt niet weg!
Göreme, 19 september 1998
Hi There!
Het is alweer bijna een maand terug dat ik u de vorige keer heb geschreven, al lijkt het alsof ik gisteren uit Istandboel wegging. Het binnenrijden van Istandboel was een ramp: Turken in het verkeer kijken nergens naar, laat staan naar een idioot op een fiets. Daarom had ik besloten Istandboel per boot te verlaten. Van een collega van mijn vader heb ik een adres gekregen van mensen in Gölcük, die ik bijgevolg ook bezoek. Het zijn zeldzaam aardige mensen. Twee dagen breng ik met ze door. Ga ik met ze picknicken en ervaar ik de goede kanten van de islam. Een van de jongere mensen die bij hen wonen is zo enthousiast over wat ik aan het doen ben dat hij een vriend met een camera op zoekt. De volgende dag ben ik op de Turkse televisie! Hier en daar kan ik me zij het vaak gebrekkig, in mijn moerstaal onderhouden. Vierhonderd kilometer voorbij het dorpje Gölcük rij ik een bult op. Halverwege ligt een dorp met nog geen vijfhonderd inwoners. Langs de weg zit een groepje mensen die me, wat vaker gebeurt, aanroept. Meestal rij ik door (anders kom je nooit ergens!), maar deze keer houd ik halt. Als ik zeg dat ik uit Holland kom verbetert een man me: 'Nee, uit Nederland!'' Hij blijkt in Arnhem gewerkt te hebben. Op de vreemdste plekken kom je nog vreemdere mensen tegen...
Even terug in de tijd. Honderd vijftig kilometer voordat ik in Ankara zou komen lopen daar op de weg ineens twee buitenlanders; Belgen te voet onderweg naar Jeruzalem. Wereldreizigers stoppen voor elkaar; het zijn werkelijk bewonderingwaardige mensen. Lopen gaat echt te langzaam voor mij. Zij zijn in december bij hun doel.
Al gaat fietsen ook niet altijd even snel. Zeker niet met de achterband die er tot Ankara om ligt. Elke honderd dertig kilometer gaat die lek, en ik weet niet wat er aan de hand is, maar ik krijg het niet voor elkaar hem goed te plakken. Telkens als ik mijn bagage op de fiets heb zitten en wil opstappen kan ik weer opnieuw beginnen. Erg frustrerend, en als ik honderd kilometer voor Ankara voor de 3e keer in vier dagen een uur aan het prutsen ben, en het is nog niet gelukt, geef ik het op. Ik lift met twee Engelsen naar Beypazari om vervolgens naar Ankara te 'bussen'.
Hier onderbreek ik het verhaal even, voor een deel van mijn dagboek. Het was een dag die ik in detail met u wil delen...
Karakaya, 16 september 1998
Vandaag was een speciale dag. De tweede dag dat ik sinds Ankara weer op de fiets zit, en op zulke dagen overkomt mij altijd wat ik noem het Harley-Davidson-gevoel. The road is yours, you're the big man. Althans zo denk ik dat het voelt als je op zo'n grote aso plofbak (geen Yamaha racemonster) door de straten tuft. Ondanks een slechte nacht (m'n tent stond te dicht bij de weg, en Turken rijden altijd...) Met de ongelooflijke snelheid van maar liefst zeven kilometer per uur klim ik over negen kilometer naar een dorpje Bala op 1300 meter hoogte (vanaf waarschijnlijk nog geen 850 meter). Boven lijk ik wel een hoge druk spuit, zo zweet ik; mooie gelegenheid om m'n fiets weer eens te wassen. Na Bala daal ik met gemiddeld slechts negen keer zo hard als omhoog weer af. Halverwege stop ik even; het uitzicht is adembenemend!
De laatste tien kilometer zijn weer klimmen (maar niet zo stijl als vanmorgen) en om half drie vind ik een plaats voor m'n tent. Als je om half acht vertrekt, is het in deze hitte zeven uur later wel mooi geweest. Op de plek ben ik meteen verliefd. Ver genoeg van de weg, tussen de wilgen, zodat ik niet te zien ben dan van vijf meter, en zodat ik in de schaduw van mijn si?sta kan genieten. Oh ja, ik sta in een rivierdalletje, waar sporen zijn dat het ooit bedding moet zijn geweest. Maar de rivier staat zelf droog, dus geen paniek. Hoewel, als ik ontwaak uit een halfslaap is het fris, doodstil (alle dieren lijken hun adem in te houden, en de lucht is nergens meer blauw) En dan begint het in de verte te rommelen, maar de lichte beweging in de wolken is zo dat de wolk met onweer langs mijn tent drijft. Geen paniek. He, achter die berg stijgt ineens rook op. Dus het vuur daar (men verbrand hier de gemaaide graanakkers) wordt door de regen geblust. Hm, moet ik m'n tent dan toch uit het dal in de wei zetten (wat niet mag, dat is priv?-grond)? De rook drijft in mijn richting. En snel! Als ik net m'n fiets boven heb gelegd wordt het ineens mistig. Geen gewone mist, een stofstorm.
Ik leg m'n fiets dus maar beneden, en kijk vanuit m'n tent naar de onder de wind steunende wilgen. Als het stof verdwenen is (maar de wind niet) waai ik boven even uit, en zie zo dat de ergste regenbui op vijfhonderd meter passeert. Hier spettert het maar net. Of het stroomopwaarts regent is moeilijk te zien (is het regen of is het stof?) Het regent hier nog steeds niet, het wolkendek is dun. Dus of ik vannacht moet verhuizen? Ik hoop het niet, maar je weet maar nooit.
En dan Ankara. De meest saaie stad die ik tot nu toe bezocht heb. Maar twee dingen 'worth visiting'. En wel het Atatürk Mausoleum, een pompeus gebouw dat je van veraf kunt zien, maar eenmaal in de buurt niet kunt vinden. En de Kocetepe Moskee, een moderne moskee die mij mooier voorkwam dan de blauwe moskee in Istandboel, ondanks dat-ie maar vier minaretten heeft. En toch ben ik er bijna een week gebleven. Ik moest nl. uitzoeken hoe ik een visum voor Iran en Pakistan moest aanvragen. En toen ik dat wist (na twee keer een bezoek te hebben gebracht aan de meest vreselijke ambassade die ik ooit heb gezien: de Nederlandse) was het vrijdag en dat is de heilige dag voor de Islamieten, dus moest ik tot maandag wachten voor het daadwerkelijke aanvragen. het enige vriendelijke wat ik kon ontdekken aan de Nederlandse ambassade was de glimlach van de receptioniste. Verder doen ze niks, weten ze niks en kunnen ze niks. Ik moest ze bijna nog uitleggen wat de PKK was.
Tijdens die week wachten ben ik nog een paar keer in een traditioneel Turks badhuis geweest; hamam zoals ze dat hier noemen. Na een goede massage, en lekkere sauna lig ik nog wat te relaxen met een kopje thee in mijn kleedcabine- die zijn hier uitgevoerd met rustbank-. Ineens verschijnt een man in mijn cabine die me aanbiedt voor wat geld me af te trekken. Rot op! Dat kan ik zelf als ik dat wil!!
En zo ben ik na vier dagen met een nieuwe achterband (die niet lek is gegaan) naar Göreme (klemtoon op de laatste é) gefietst. Gagen zoals het supplementje, maar zonder storm. Maar vol met mensen die me thee aanbieden, en restauranthouders die, onder de indruk van mijn fiets geen geld willen voor de maaltijd. En vol met zon. Als ik over jullie nieuwe nationale regenramp hoor uit mijn korte golf radio, dan denk ik: 'wat daar valt, valt hier niet', en ik ben er niet rauwig om.
Dogubayazit, 17 oktober 1998
Hi There!
Göreme was lux en goed. Ik heb er wederom veel mensen leren kennen, en ik heb genoten van de films en e-mails in C@fedoci@. Maar het wordt weer eens tijd dat ik wat ga doen voor de kost. Dus ik stap maar weer op de fiets en volg de borden naar Kayseri. Na tien kilometer kom ik erachter dat die borden niet de kortste weg aanwijzen; ik rij zo'n tien kilometer extra. Maar weer terug heeft ook geen zin dus rij ik maar verder. Wat is fietsen toch een leuke bezigheid! Ik geniet van elke meter die ik rij; zelfs op een drukke straat waar vrachtauto's en minibussen om het hardst hun best doen mijn benen te scheren.
De tweede dag over deze weg, van Kayseri naar Sivas, wordt onderbroken door een stop bij de één na grootste bestaande Kervansaray in Turkije, die bij Sultanhani. En daar staat een Nederlandse camper buiten. Tien minuten later zit ik met twee Nederlanders bij een Nederlandse Turk op het terras koffie te drinken. Langer dan een uur hou ik dit echter niet vol, want het is bewolkt en er staat een koude wind. Op de fiets kan ik mezelf nog enigszins warm houden.
's Avonds tijdens de planning voor morgen vind ik op de kaart een binnendoor weggetje naar Kangal. Een klein stadje op de lijn Göreme Erzurum, waar ik door wilde om niet over de E80 (de snelweg van Sofia naar Teheran) te hoeven fietsen. De verwachting dat dit binnendoor weggetje rustiger is blijkt juist, maar er is ook een reden voor: tien kilometer lang loopt de weg zo stijl dat ik me met 8 km/h een ongeluk trap. Boven gekomen is het extreem koud. De wolken van gisteren zijn nog niet verdwenen, en op 1500 meter is de wind wat harder. Met handschoenen aan rij ik naar Altinyayla ('gouden hoogvlakte') waar ik doodop in een theesalon neerplof. Mijn moraal laat hier ook wat te wensen over: is de zomer afgelopen? Moet ik de komende maanden onder een wolkendek rijden 's Avonds krijg ik antwoord. Als ik me om drie uur in mijn tent te slapen heb gelegd, ik voelde me koud en ziek, wakkert de wind nog wat aan. Als ik om één uur voor een sanitaire stop even wakker word, is het buiten nog kouder, maar naar omstandigheden licht: de melkweg is herkenbaar! Ik krijg bijna de neiging meteen verder te gaan, maar ik heb geen licht op mijn fiets. Tijdens het ontbijt vijf uur later, kort na zonsopgang, smelt het eerste ijs van het jaar van mijn tent.
Met de bus reizen vind ik niet leuk. Zeker niet als het naar een saaie stad als Ankara is. Kangal Ankara duurt inclusief een twee uurs overstap 10 uur. En dan in het donker van de gigantische Otogar van Ankara naar de Otel Fuar zien te komen. De taxi die ik neem (ik weet de weg niet) probeert me eerst nog bij een vijftig dollar hotel af te zetten, en behoorlijk nijdig kom ik dus in het hotel aan. Mjn stemming verbetert als de post blijkt te zijn aangekomen met nieuwe binnenbanden.
Maandag is niet zo'n goeie dag om naar de Iraanse ambassade te gaan: 'nee, op maandag geven wij geen visa uit.' Dus kan ik me de hele dag vervelen, om op dinsdag voor vijftig dollar een sticker in mijn paspoort te krijgen, die hoewel scheef geprint toestemming geeft 30 dagen in Iran te reizen. In een euforische stemming ga ik nog een laatste keer naar het internet c@fe, en wat staat daar buiten: een ligfiets en niet de mijne. De eigenaar heet Romke, en rijdt nogal geobsedeerd door zijn kilometer teller naar Jeruzalem. Het is zijn schuld dat ik nog een dag in Ankara blijf. In de bus terug naar Kangal, ik vind het steeds minder leuk, verklaart iemand mij voor gek dat ik van daar uit naar het oosten wil fietsen: 'Vorsicht! Terroristen! Liest du keine Zeitung?'
Nee ik kan geen Turks. Als ik na Kangal meteen ook een Jandarma controle krijg (ik moet de soldaten verzekeren dat ik voor zonsondergang in Divrigi, tachtig kilometer verder ben anders mag ik niet door) besluit ik voorlopig ook in hotels te gaan slapen, wat doen PKK mensen met wildkampeerders?
Even kan ik weer genieten van het fietsen; van het op eigen kracht door een fantastisch landschap rollen. Even maar. Want het engeltje dat in Turkije af en toe met een speld in mij achterband heeft geprikt, en me voor groter onheil heeft behoed, heeft boven aan de pas een mes gevonden en bezorgt me een klapband. Dus heb ik met veel moeite omhoog getrapt, en mag ik nu naar beneden liften. En dan? In Divrigi, een grieks aandoend stadje met druiven boven de smalle straatjes, heeft men geen passende achterband. En hier wachten op nieuwe banden die nog opgestuurd moeten worden trekt me ook niet aan. Via de telefoon wordt met het thuisfront afgesproken dat ik naar Erzincan ga met de trein, en daar een adres opgeef. Erzincan ligt aan de snelweg, en het is dus aannemelijk dat een nieuwe band daar sneller aankomt. Ik loop naar het station, alwaar ik tot half twee 's nachts met een groep militairen op de trein moet wachten.
Reizen met de trein bevalt me beter dan met de bus, maar door de vreemde tijden (om half vijf 's morgens kom-tie aan) voel ik me toch niet helemaal lekker. Geheel tegen de verwachting in heeft het thuisfront een adres in Erzurum opgeduikeld, waar nieuwe banden naartoe gestuurd blijken. Eerst lijkt het erop dat ik dus nog tweehonderd kilometer met de trein moet reizen (Ik ging toch met de fiets op reis??) Maar, oh wonder, in Erzincan vind ik een band die eigenlijk te groot is, maar ik kan erop rijden.
Halverwege ontmoet ik nog twee mensen die in een Lada over de wereld zwerven; ze lijken gek, maar is een fietser dat niet?
Op het sturen per koerier rust voor mij geen zegen. Een week later dan beloofd komen de nieuwe Vredestein banden in Erzurum aan. Maar, ook al heb ik Erzurum in een dag gezien, het is duidelijk een transitstad voor Iran gangers. Zo ontmoet ik twee Oostenrijkers die net uit Iran komen, en me veel informatie over Iran geven. Maar ook Stefan Mertens, een Duitser die met de fiets naar Sydney gaat. Hij reist sneller dan ik, en de geplande route is wat anders, maar dat valt voor eerst niet zo op.
Als ik nl. na drie fantastische fietsdagen op eindelijk weer eens merkbanden die ik vertrouw in Doubayazit aankom, zit boeven bij Ishak Pasha op camping Murat, Stefan Mertens. Een dag eerder uit Erzurum vertrokken, en hier ook een dag eerder aangekomen. En nu zitten we samen naar huis te schrijven, op deze uit de hippietijd stammende camping, waar een snijdende wind, het op 2000 m koud maakt. Wie weet wat Iran brengt... nog vijfendertig kilometer...
Later meer, ik ben nieuwsgierig naar Iran...